Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Van kinderarbeid is sprake als kinderen een belangrijk deel van de dag (of nacht) betaald werk verrichten. In de meeste landen wordt dit als in strijd met de mensenrechten beschouwd, en gelden strenge regels met betrekking tot de minimumleeftijd van werkenden, en het maximum aantal werkuren voor kinderen.
Kinderarbeid was ten tijde van de industriële revolutie zeer gebruikelijk, ook in Nederland. In 1874 diende het links-liberale kamerlid Samuel van Houten een wet op de kinderarbeid in, die bekend staat als het Kinderwetje van Van Houten. Deze wet moest een eind maken aan arbeid door kinderen jonger dan 12 jaar. Omdat de controle tekort schoot, veranderde er in de praktijk weinig.
In veel landen maakte de leerplicht een eind aan kinderarbeid; in Nederland was dat in 1901 het geval. Kinderarbeid komt echter nog veel voor in Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Kinderen worden niet alleen in de landbouw in familiebedrijven ingezet, maar ook als goedkope arbeidskrachten in fabrieken en weverijen. Het verschil tussen kinderarbeid en kindslavernij is niet altijd duidelijk. Regelmatig komen bedrijven in opspraak die zaken doen met landen waar kinderarbeid voorkomt, als blijkt dat zij niet voldoende doen om te voorkomen dat bij het productieproces kinderen zijn ingeschakeld. In toenemende mate eisen bedrijven van hun leveranciers een verklaring dat aan de productie geen kinderarbeid te pas is gekomen.
De Indiër Kailash Satyarthi richtte in 1992 de Zuidaziatische Coalitie tegen Kinderslavernij (SACCS) op. De SACCS voerde een keurmerk in voor niet met kinderarbeid vervaardigde producten, en voerde bevrijdingsacties uit. Ondanks felle protesten in India werden tienduizenden kinderen bevrijd.
De algemene opvatting over kinderarbeid is dat het verdwijnt zodra een ontwikkelingsland een sterke economische groei doormaakt. Volgens de wetenschappers Kambhampati en Rajan blijkt dit echter niet het geval, blijkt uit een publicatie van 2006. Uit een analyse van gegevens uit 15 staten van India bleek dat economische groei juist een grotere vraag naar kinderarbeid opwekt. Vooral de meisjes zijn hiervan de dupe. Het zijn met name omstandigheden als het Netto binnenlands product, de hoogte van de lonen en de inkomens van de huishoudens die de noodzaak voor het al dan niet teruggrijpen op kinderarbeid sterk beïnvloeden [1].
In 2003 werd aan de Universiteit van Amsterdam en aan het Internationale Instituut voor Sociale Geschiedenis de eerste hoogleraar kinderarbeid benoemd. Samen met zijn onderzoeksorganisatie IREWOC leidt professor G.K. Lieten diverse onderzoeken naar kinderarbeid. Dat onderzoek laat zien dat niet alle werk dat door kinderen wordt verricht kinderarbeid is. Belangrijk is gewoon werk door kinderen verricht, ook in Nederland en Vlaanderen, te onderscheiden van kinderarbeid. Dat laatste valt onder de bepalingen van Conventie 182 van de ILO over de ergste vormen van kinderarbeid die in 1999 werd aangenomen.
[bewerk] Voetnoten
- ^ Uma S. Kambhampati en Raji Rajan, Economic growth: A panacea for child labor?, World Development Vol. 34, nr 3, p. 426–445, 2006
Geen opmerkingen:
Een reactie posten